RECENSIE – U kent Theo Nijland niet? Vast wel. U weet alleen niet dat hij Theo Nijland is. Een keurige meneer is Theo Nijland, met een vertrouwd gezicht dat ook nog eens vertrouwen wekt. Je wilt hem graag geloven, met zijn beschaafde tongval, onberispelijke kapsel en nette manieren. Een heer bijna uit andere tijden, toen het nog van fatsoen getuigde dat je glad geschoren op het podium stond, met gepoetste schoenen. Maar pas op: zijn voorbeeldige buiging, de prachtig lopende zinnen, het parelende pianospel, de meanderende melodieën – ze hebben allemaal een dubbele bodem.
Nijland is zijn geluk en dat van ons altijd net een stap voor. Alsof de liefde de liefde niet mag zijn, en hartelijkheid niet gemeend. Dat is geen onwil, het is zijn kijk op onze onmacht. Hoe vriendelijk ook zijn stem en hoe innemend soms zijn voordracht, elk lied heeft een duivels randje. Vaak om te lachen en net zo vaak om te slikken, maar dat heb je meestal pas achteraf in de gaten.
Het meest duivelse lied is ‘Leun maar achterover liefje’. Zoals hij die ene zin buigt, de zeggingskracht van die paar woorden, de troost die je voelt, het beeldende karakter – je bent gerustgesteld, je kunt niet anders dan tevreden onderuit zakken, tot je verneemt welke ellende erachter zit en het allemaal opeens ongemakkelijk wordt. Welk een bijna niet te evenaren vakmanschap schuilt in dit lied!
Je hoort een vleug Jules de Corte in zijn zang en zijn woordkeus, maar vooral hoor je wijlen Maarten van Roozendaal en Brigitte Kaandorp. Nijland is de verbinding tussen het bruisen van Van Roozendaal en het zo smakelijk hakkelen van Kaandorp. En die verbinding zit in de woorden, die door Nijland briljant aaneen zijn geregen en perfect getoonzet.
Het podium is vol vanavond, al is Nijland alleen met zijn piano. Dat komt omdat we er met zijn allen gemakkelijk op passen. Zo dichtbij hoort hij te zijn, hij is misschien wel veel te goed om een massa aan te spreken.
KLEINKUNST
door Dick Laning
Theo Nijland Zingt.
Schouwburg Lochem, 19 december.
Nog te zien: Apeldoorn, 5/2